Insertietechnieken intra-uteriene anticonceptiva 

Voorbereiding | Tijdstip van insertie | Insertie post coïtum | Problemen tijdens insertie | Pijnstilling | Nacontrole

 

Specifieke instructies voor insertie (klik op gewenst IUD)

Multisafe Cu 375 Flexi-T T-safe 380A Gynefix Mirena
(en Kyleena)
Ballerine

Voorbereiding

Alvorens tot insertie van een koperhoudend IUD of een hormoonafgevend intra-uterien systeem over te gaan zijn is het beschikbaar zijn van de volgende voorzieningen noodzakelijk:

 

  • gynaecologische stoel of bank

  • stoel of kruk voor de arts

  • goede verlichting en voldoende werkruimte

  • handschoenen voor het inwendig onderzoek

  • fixeerbaar speculum: Cusco of Trelat

  • klem of tampontang

  • steriele gaasjes

  • aanhaak- of kogeltang

  • uterussonde (niet obligaat)

  • IUD + reserve-IUD

  • lange gebogen schaar

  • maandverband

  • evt. materiaal voor cervicaalanaesthesie

  • 0,5 cc atropine ter behandeling bij ernstige vasovagale reactie

 

Patiënte heeft bij voorkeur een lege blaas. Na het inwendig onderzoek ter bepaling van grootte en ligging van de uterus en ter beoordeling van de adnexa wordt met het speculum de cervix zichtbaar gemaakt en geinspecteerd. Bij afwijkend aspect van de portio of bij een abnormaal aspect van de fluor eerst verdere diagnostiek: zonodig cervixuitstrijk en/of cervixkweek. De procedure hierna afbreken. Bij normaal aspect van portio en fluor de portio huishoudelijk reinigen met een al dan niet met water natgemaakt steriel gaasje. Gebruik van desinfecterende vloeistoffen is bij onderzoek niet zinvol gebleken en kan achterwege blijven. Het veroorzaakt alleen maar irritatie van het vaginaal slijmvlies. Zonodig vindt locale cervixanaesthesie plaats, waarna de procedure enkele minuten wordt onderbroken om de verdoving te laten inwerken. Vervolgens wordt de portio aangehaakt en bij twijfel over grootte of ligging van de uterus voorzichtig gesondeerd. Sonderen is ook zinvol bij twijfel over de doorgankelijkheid van het ostium internum. De uterus wordt met de aanhaaktang zoveel mogelijk gestrekt, waarna de hieronder beschreven specifieke insertieprocedure een aanvang kan nemen. Tijdens de gehele procedure dient patiënte geïnformeerd te worden over de door de arts te verrichten handelingen. Na het beëindigen van de insertieprocedure wordt het touwtje afgeknipt op een lengte van 1½ - 2 cm buiten de portio. Voor latere beoordeling van de positie van het IUD is het verstandig de draad steeds op eenzelfde lengte af te knippen. Eventueel wordt aan de patiënte gevraagd, nadat de aanhaaktang en het speculum zijn verwijderd, te proberen met een of twee vingers het draadje te voelen voor latere zelfcontrole. Ook kan het stukje afgeknipte draad worden meegegeven voor de herkenbaarheid.

Tijdstip van insertie

Een IUD kan op ieder moment van de cyclus worden ingebracht. De voorkeur gaat echter uit naar insertie tijdens de derde of vierde dag van de menstruatie. De kans van interferentie met een reeds bestaande zwangerschap is dan klein. Het ostium internum is tijdens de menstruatie iets gemakkelijker toegankelijk en de fundus voelt stevig aan, waardoor de kans op perforatie vermindert. Bovendien is latere controle van de positie van het IUD eenvoudiger. Soms is het touwtje in de premenstruele fase niet goed meer zichtbaar omdat de uteruslengte in de tweede cyclushelft toeneemt. Dit kan een verschil uitmaken van ca. 1 cm.

Insertie post coïtum

Een koperhoudend IUD kan tot 5 dagen na een onbeschermde coïtus in de vermoedelijk vruchtbare periode van de cyclus worden ingebracht. Bij verdenking op SOA is antibiotische behandeling geïndiceerd in afwachting van de resultaten van de afgenomen cervixkweken op de aanwezigheid van Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae (zie ook infecties bij IUD). 

Problemen tijdens insertie:

Het ostium internum wordt niet gepasseerd | Het fundusgevoel ontbreekt| Vasovagale collaps | bloeding

Pijnstilling

Soms is locaalanaesthesie gewenst vooral bij IUD insertie bij een nullipara. Bij het inbrengen van het hormoonafgevend intra-uterien systeem bij nulliparae zal dit vaker gewenst zijn gezien de dikte van de inbrenghuls. Heeft de arts voldoende ervaring opgedaan met de insertie van dit systeem, dan zal de noodzaak van locale anaesthesie geringer zijn. Aan de patiënt dient overigens wel verteld te worden, dat de meeste pijn bij het inbrengen van het IUD wordt veroorzaakt door de tractie aan de uterus. Deze pijn wordt niet weggenomen door cervicaalanaesthesie. Het innemen van een pijnstiller of een NSAID, een uur voorafgaande aan de insertie is dan ook vaak even effectief.

Een eenvoudige methode is het inbrengen van ca. 2,5 cc Instillagel in het cervicaalkanaal. Bijkomend voordeel is, dat de gelei in het vaak lange cervicaalkanaal een fausse route van het in te brengen systeem bemoeilijkt.

Het meest effectief is cervicaal anaesthesie gebruikmakend van een zgn. tandartsenspuit, geladen met een wegwerpampul met een locaalanesticum zoals Scandinest 3% en voorzien van een disposable lange cervixnaald. Een dergelijke speciale naald is scherp genoeg om de vaak harde portio in te gaan en voorkomt te diepe penetratie door de stevige buitenschacht. Het beste kan geïnfiltreerd worden op 12, 4 en 7 uur. Na infiltratie ca. 2 minuten wachten alvorens de procedure voort te zetten. Van deze tijd kan gebruik gemaakt worden om het IUD of het hormoonafgevend intra-uterien systeem voor te bereiden voor insertie.

Nacontrole

Controle na de eerste menstruatie volgend op de insertie wordt geadviseerd. Verdere controles zijn alleen nodig bij klachten zoals aanhoudend onregelmatig of te heftig bloedverlies, aanhoudende onderbuiksklachten of verdenking op zwangerschap. De patiënte dient op de hoogte te worden gebracht van het type IUD dat bij haar is ingebracht en zij dient na maximaal 5 jaar terug te komen voor overleg omtrent een eventuele vervanging van het IUD.

Deze pagina werd voor het laatst bijgewerkt op 24 februari 2020

home copyright disclaimer privacy